In de diepte

    Condensator typen

    Het aantal condensatortypen is nog groter dan het aantal weerstand typen. De verschillen zijn groot en gebaseerd op een flink aantal parameters.

    Een paar van de meest toegepaste condensatoren wordt hier besproken. Een uitgebreidere bespreking vind je hier:

    https://nl.wikipedia.org/wiki/Condensator

    en hier:

    https://en.wikipedia.org/wiki/Ceramic_capacitor#Multi-layer_ceramic_capacitors_.28MLCC.29

     

    MLCC

    De meerlaags keramische condensator (multi layer ceramic capacitor) is op dit moment de meest toegepaste condensator in de elektronica. Deze condensatoren zijn stabiel, klein en hebben weinig last van LR componenten. Over het algemeen zijn ze echter alleen geschikt voor lage spanningen. Het diëlectricum (2) bestaat uit een uiterst dunne keramische film. De platen van de condensator (1) bestaan uit een opgedampt laagje metaal. De platen worden om en om verbonden met de aansluitkappen (3) waardoor er een meerlaags gestapelde condensator ontstaat.

     

    De elektrolytische condensator

    Deze condensator, ook wel elco genoemd, is speciaal voor grote capaciteiten ontworpen.

    Ze bestaat uit twee opgerolde (voor groot oppervlak) lagen aluminiumfolie gescheiden door papier of poreuze kunststof, gedrenkt in een elektrolyt. De elektrolyt maakt het papier geleidend, waardoor dat deel uitmaakt van een van de "platen". Het diëlectricum wordt gevormd door aluminiumoxide op een van beide platen. Aluminiumoxide is uiterst dun waardoor de capaciteit zeer hoog is. Nadeel is dat het oxide in stand wordt gehouden door de aangebrachte spanning. Elektrolytische condensatoren zijn daardoor "gepoold": ze hebben een plus- en een minpool. Bij omkeren van de spanning wordt het diëlectricum vrij snel afgebroken, waarna er kortsluiting ontstaat. Daarbij kan de elco ontploffen en de elektrolyt vrijkomen in gasvorm wat erg schadelijk is voor de gezondheid. Daarom heeft deze condensator een eigen symbool, waarin de polariteit tot uitdrukking komt.

    Elco’s worden meestal toegepast als reservoircondensator. Dat wil zeggen dat er een grote hoeveelheid energie in kan worden opgeslagen die er op momenten van schaarste uitgehaald kan worden. Je vind hem dus vaak terug in voedingsschakelingen. Een belangrijke parameter bij deze condensatoren is de inwendige weerstand die optreedt bij de ontlading. Voor al in schakelende voedingen is een lage inwendige weerstand in de orde van tientallen milli-ohm van groot belang. De Engelse term voor inwendige weerstand is ESR.

     

    Tantaal elco

      De stof tantaaloxide (Ta2O5) is een dergelijk goed elektrolyt dat er heel kleine oppervlak gemonteerde (SMD) condensatoren mee gemaakt kunnen worden met een lage ESR en een heel kleine lekstroom. De spanning blijft beperkt tot maximaal 35V. De waarde loopt van 0,1µF tot ca 100 µF. Ook de tantaal elco is gevoelig voor polariteit met kortsluiting en explosiegevaar bij foutieve aansluiting. Tantaal is een zeldzaam element en daarom erg kostbaar. Bovendien wordt het vooral gevonden in gebieden in Afrika waar corruptie en oorlog voortwoekeren. Daarom is er koortsachtig gezocht naar alternatieve materialen zoals bijvoorbeeld Nobium dat in grotere hoeveelheden kan worden gewonnen.

     

    Glas en olie condensatoren

    Deze condensatoren worden toegepast in speciale omstandigheden zoals hoge spanningen (glas) of grote vermogens (olie). In de elektronica komen we ze zelden tegen.

     

    Film waaronder polypropyleen

    De opbouw van een filmcondensator is goed vergelijkbaar met die van een MLCC. Als diëlektricum wordt hierbij echter een uiterst dunne kunststof film gebruikt. Net als bij MLCC worden de oplaten parallel aangesloten op de electroden zodat er als het ware een heleboel kleine condensatoren parallel staan. Hierdoor hebben de condensatoren weinig parasitaire inductie, zijn ze heel laag–ohmig en dus geschikt voor hoge frequenties en grote piekstromen. Vooral polypropyleen is uiterst stabiel met een bijna lineair gedrag over een brede frequentieband. Daarom worden deze condensatoren veel toegepast in resonantie circuits. Polyester als diëlektricum heeft een hoge stabiliteit over een lange levensduur en is een heel goedkoop alternatief voor Tantaal.

    Meer informatie vind je hier:

    https://en.wikipedia.org/wiki/Film_capacitor

     

    Mica

    Mica condensatoren worden geproduceerd door het opdampen van zilver op een mica diëlektricum. Het zijn dure precisie condensatoren met zeer lage lekstroom en een hoge doorslagspanning. 

     

    Supercaps

    Door speciale materialen en productieprocessen is men tegenwoordig in staat om relatief kleine condensatoren met een heel grote capaciteit te maken. Er worden supercaps geproduceerd tot enkele duizenden kF. In feite dienen deze reservoir condensatoren als een noodstroomvoorziening op het moment dat een andere voedingsbron wegvalt. In die zin zijn ze te vergelijken met oplaadbare batterijen, zei het dat hun capaciteit nog altijd duizenden malen kleiner is dan die van een Li-ION cel. Batterijen hebben echter als nadeel dat de laadstroom beperkt is zodat het laden erg lang duurt. Een supercap van 3000kF is in enkele tientallen seconden opgeladen. Qua levensduur ontlopen batterijen en supercaps elkaar niet veel (gemiddeld 5 jaar afhankelijk van het aantal keren laden en ontladen). Supercaps kunnen nu nog alleen gemaakt worden voor lage spanningen van 1 tot 6 volt.

     

    Afstemcondensatoren (Lucht)

    Een condensator met lucht als diëlektricum is tegenwoordig een museumstuk, maar mag toch niet ontbreken. Vrijwel elke oudere radio heeft wel een afstemcondensator met lucht als diëlektricum. Door aan de as te draaien wordt het plaatoppervlak van de condensator vergroot of verkleind. 

    Er bestaan ook hele kleine draaicondensatoren die trimmers en toltrimmers worden genoemd,

    Tegenwoordig vinden we die niet vaak meer toegepast omdat ze relatief groot zijn en omdat de hoogfrequent techniek gedigitaliseerd is.

     

    Halfgeleider condensatoren.

    De PN overgang in halfgeleiders heeft altijd een capacitieve component in de orde van enkele picofarad tot enkele honderden picofarad. Op basis daarvan heeft men een capaciteitsdiode (varicap) ontwikkeld waarvan de waarde van de capaciteit kan worden gevarieerd door de op de diode aangesloten tegenspanning. 

    https://en.wikipedia.org/wiki/Varicap

     

    Toepassingen van condensatoren.

    Hierbij de meest voorkomende toepassingen van condensatoren op en rij:

    1. om gelijkstroom te blokkeren maar wisselstroom door te laten, bijvoorbeeld een geluidssignaal naar luidspreker zonder gelijkspanning of de AC/DC-schakelaar op een oscilloscoop;
    2. in frequentiefilters, bijvoorbeeld in audiotoepassingen;
    3. om spanningsschommelingen af te vlakken, bijvoorbeeld in gelijkrichters;
    4. samen met spoelen in trillingskringen voor het afstemmen op bepaalde frequenties in radio's en vele andere toepassingen;
    5. samen met een weerstand als tijdbepalend element in een geïntegreerde schakeling zoals de NE555 en NE551, in elektrische klokken, wekkers en tellers;
    6. in de vorm van een condensatormicrofoon;
    7. om de positie van een geleider te bepalen bij sommige aanraakschermen;
    8. om elektrische energie op te nemen en af te geven zoals in de startmotor in een auto met een benzinemotor, aandrijving in elektrische auto's, fietsverlichting en zaklampen met leds, waar langdurig stroom geleverd wordt.[bron?]
    9. om vermogen gepulst af te geven, zoals bij radarinstallaties, deeltjesversnellers, gepulste lasers, elektromagnetische wapens als de railgun, ontstekingen van kernwapens, de flitser van een fototoestel enzovoorts. Bron Wikipedia


    Filter typen op basis van R en C

    Een filter is (in deze context) een schakeling die frequenties uit een aangeboden signaal verwijderd. Van belang zijn daarbij de mate waarin de onderdrukking van de ongewenste frequenties plaatsvindt (steilheid) en de precisie waarmee dat gebeurt (kwaliteit of Q). Een en ander is afhankelijk van de karakteristiek van het filter. 
    In laagfrequente toepassingen volstaat meestal een RC filter, in hoogfrequente schakelingen worden ook spoelen als filterelementen toegepast. Bij de hier besproken filters treedt altijd een verzwakking van het signaal op.

    Afhankelijk van de toepassing zijn de volgende filters in gebruik:

    Het laagdoorlaatfilter
    Het ideale laagdoorlaatfilter laat alle frequenties tot aan de kantelfrequentie fC  door, terwijl alle frequenties boven de kantelfrequentie worden tegen gehouden.

    Het hoogdoorlaatfilter

    Het ideale hoogdoorlaatfilter laat alle frequenties vanaf de kantelfrequentie fC  door, terwijl alle frequenties tot de kantelfrequentie worden tegen gehouden.

    Het bandfilter 

    Het ideale bandfilter laat alle frequenties aan weerszijde van de centrumfrequentie tot aan de kantelfrequenties door terwijl alle buiten de kantelfrequenties gelegen frequenties worden tegen gehouden.

    Het notchfilter

    Het ideale notch filter is in feite een omgekeerd bandfilter en laat dus alle frequenties door behalve een gedefinieerde frequentieband.

    Filters op basis van R en C in detail
    De hierna besproken R C filters zijn passief, d.w.z. dat er geen versterking wordt toegepast. Het uiteindelijk resultaat is dus altijd een verzwakking van het ingangssignaal. Bovendien voldoen de filters niet aan het ideale plaatje zoals hierboven is weergegeven. De karakteristiek zal een trage dalende of stijgende lijn zijn vanaf de centrumfrequentie.

    Omdat er slechts één frequentie afhankelijk element in de schakeling zit noemen we het eerste order filters.
    De kantelfrequentie noemen we de frequentie waarop het filter een verzwakking van -3db bereikt.

    De verschillende filters worden nu in detail besproken. Het ingangssignaal noemen we VIN en het uitgangssignaal VUIT.

    De werking van het laagdoorlaatfilter

    De impedantie van de condensator neemt af bij toenemende frequentie. Bij lage frequenties is de impedantie hoog, bij hoge frequenties is de impedantie laag. (impedantie wordt ook wel wisselstroomweerstand genoemd) De weerstand is voor alle frequenties gelijk. De formules zijn nu simpel af te leiden.

    Stel C is eigenlijk een (wisselstroom)weerstand, dan geldt de formule van de spanningsdeler:

    R2 = dan de wisselstroomweerstand van de condensator dus RC. De totale weerstand de som van beide weerstanden:    RS = R1 + RC   

    De weerstand van de condensator wordt gegeven door:                

    De totale weerstand is dus ook frequentieafhankelijk! Zij wordt weergegeven door Z : 

    Door nu deze uitkomst in te vullen in de serieweerstand formule komen we op de uitgangsspanning:

    Een opmerking t.a.v. de demping van het filter is hier nog op zijn plaats. In de berekeningen en het hieronder weergegeven bodediagram is uitgegaan van ideale componenten zonder belasting. In de praktijk bestaan die ideale componenten niet! Condensatoren hebben een kleine ohmse serieweerstand en een heel hoge parallelweerstand. Grote condensatoren hebben zelfs bij hoge frequenties een parasitaire spoel aan boord. De effecten zijn over het algemeen klein maar kunnen in kritische schakelingen een grote rol spelen. Tenslotte wordt de uitgang van een filter altijd aangesloten op de ingang van een volgende schakeling, die de uitgang dus belast. Daardoor zal er hoe dan ook een verzwakking van het signaal optreden die afhankelijk is van de ingangsweerstand van de volgende schakeling.

    Het Bode diagram
    Het gedrag van een RC filter is grafisch weer te geven met behulp van een bode diagram. Met een dergelijk diagram kun je in één oogopslag het gedrag van het gerepresenteerde RC filter begrijpen. Een voorbeeld van een bode diagram van het laag-doorlaat-filter staat in hiernaast.

    De frequentiekarakteristiek is weergegeven in het bovendeel van het diagram. De karakteristiek loopt horizontaal tot vlak bij de kantelfrequentie. Dan buigt hij naar beneden om bij -3dB de kantelfrequentie te bereiken. Daarna buigt de karakteristiek verder tot een dempingshoek van 20dB per decade ofwel 6dB per octaaf. Het gebied van 0 tot de kantelfrequentie noemt men de doorlaatband en is tevens de bandbreedte van dit filter.

     

    Het gebied boven de kantelfrequentie heet de stopband. De demping in de stopband neemt toe met de frequentie en heel hoge frequenties zullen in het geheel niet meer worden doorgelaten.

    De kantelfrequentie is de frequentie waarop de wisselstroomweerstand van de condsensator gelijk is aan de ohmse weerstand van R. Dat is het punt waarop de demping -3dB bedraagt en de uitgangsspanning 70,7% van de ingangsspanning bedraagt. Dat lijkt vreemd omdat de beide weerstanden immers gelijk zijn? Houdt er dan rekening mee dat de som van de weerstanden ook frequentieafhankelijk is. Z zal dus ook dynamisch veranderen. De berekening is met behulp van het ingevoegde rekenblad te controleren.

    Het onderste deel van het bodediagram toont het fase gedrag van het laag doorlaat filter. Bij de lage frequenties is de wisselstroomweerstand van C1 erg hoog en van weinig invloed op het uitgangssignaal. De schakeling gedraagt zich resistief (als een weerstand) en er is dus geen fase verschuiving. Naarmate de frequentie toeneemt neemt de wisselstroomweerstand van C af en zal het fase gedrag steeds sterker door C worden beïnvloed.

    De fasehoek M van het uitgangssignaal t.o.v. het ingangssignaal wordt steeds groter. Bij de kantelfrequentie is M al -45o . Het uitgangssignaal loopt achter bij het ingangssignaal ten gevolge van de laadtijd van de condensator.

    Uit eindelijk wordt de wisselstroomweerstand van de condensator zo klein dat zij de schakeling volledig domineert. De fasehoek M is dan 90° geworden.

    De kantelfrequentie en de fasehoek zijn als volgt te berekenen:

    Kantelfrequentie:

    Fasehoek:

    Meerdere order RC filters

    Een nadeel van de hierboven besproken filters is de dempingshoek van 6dB per octaaf. Vaak willen we heel precies een bepaald frequentiegebied doorlaten. Het antwoord lijkt eenvoudig. We plaatsen gewoon twee of meerdere laagdoorlaatfilters achter elkaar.

    Op deze manier kunnen we filters combineren. Afhankelijk van het aantal frequentieafhankelijke elementen krijgen ze een ordernummer. Twee laagdoorlaatfilters achter elkaar vormen zo een tweede order filter.

    Het aantal van n filters achter elkaar vormt een n-de order filter. De dempingshoek kunnen we eenvoudigweg berekenen door n met -20dB te vermenigvuldigen. Een n-de order filter heeft dus een demping van

    n x-20dB/decade of nx6dB/octaaf. Een 4e order filter komt op die manier goed in de buurt van de ideale karakteristiek van een laag doorlaatfilter. Helaas is de praktijk weerbarstiger. Elk filter vormt immers (een frequentie afhankelijke) belasting voor zijn voorganger! De resultaten voor de uitgangsspanning en de kantelfrequentie zijn dramatisch. Bij elke filter is de uitgangsspanning bij de kantelfrequentie ongeveer 70% van het signaal van de voorganger. Bij een 4e order filter houdt je dus 0,7*0,7*0,7*0,7*VIN over hetgeen gelijk is aan ca 24% van het oorspronkelijke ingangssignaal! De officiële formule voor de demping van een n-de order filter luidt als volgt:

    Waarin 1/V2  bij benadering gelijk is aan 0,707.

    Omdat de belasting van elke filtertrap weer een frequentieafhankelijke filtertrap is de kantelfrequentie afhankelijk van de gecombineerde filtertrappen:

    Met het aantal filters verschuift dus ook de kantelfrequentie naar beneden volgens de volgende formule:

    In het bode diagram van een 2-de order laagdoorlaatfilter zijn de resultaten duidelijk te zien:

    De blauwe lijn is de karakteristiek van een eerste order laagdoorlaatfilter, de rode is de karakteristiek van een tweede order laagdoorlaatfilter op basis van dezelfde componenten. Ten gevolge van de onderlinge dynamische samenhang is het lastig een stabiele meerder order filter te ontwerpen en toe te passen. Als vuistregel wordt wel gebruikt dat in elke volgende trap de weerstand 10x groter en de condensator 10x kleiner te kiezen. Daardoor verandert natuurlijk wel de Fc van filter 2, hetgeen de effectiviteit voor een groot deel teniet doet.  

    Meerdere order filters worden daarom over het algemeen als actief filter ontworpen waarbij men gebruik maakt van één of meerdere operationele versterkers.

    HALFGELEIDERS

    Wat is nou eigenlijk een halfgeleider?

    In de jaren vijftig van de vorige eeuw is men gaan experimenteren met stoffen die we nu halfgeleiders noemen. Om te begrijpen wat wordt bedoeld met een halfgeleider maken we een uitstapje naar de natuurkunde en wel het atoommodel van Bohr. Hierin wordt het atoom voorgesteld als een positieve kern waarom heen negatieve elektronen cirkelen in vaste afstanden(schillen) tot de kern

    Hoe kleiner de schil hoe minder elektronen er in passen, De eerste schil kan slechts 2 elektronen bevatten , de tweede 8, de derde 18 en alle hogere schillen 32.. De meest stabiele configuratie voor een atoom is dat de buitenste schil vol is.

    Als we nu kijken naar het meest gebruikte halfgeleider materiaal Silicium dan zien we dat Silicium 14 elektronen heeft. Dat wil zeggen 2 + 8 + 4

    Hierboven zie je op het eerste plaatje een kristalrooster van Silicium. Het is een sterk rooster omdat de silicium atomen steeds een electron van elkaar kunnen lenen om de buitenste schil vol te maken. Het plaatje moet je je eigenlijk driedimensionaal voorstellen. De zes paren worden dus steeds door twee atomen gedeeld. Hierdoor is de band tussen de elektronen en de kernen heel sterk (Dit heet covalente binding.) Zuiver Silicium is daardoor een slechte geleider.  Als we het zuiver silicium vervuilen met atomen die niet precies in dit raster passen zoals bijvoorbeeld fosfor dat 5 elektronen heeft in de buitenste schil, ontstaat er een verschijnsel waar we handig gebruik van kunnen maken. Het ene overschietende elektron van het fosforatoom past niet in de bindingen en is dus “vrij”. De geleidende eigenschappen van het kristal nemen daardoor sterk toe. Omdat er negatieve deeltjes “teveel” in dit rooster zitten noemen we het N-Silicium. We kunnen ook een vervuiling aanbrengen met een atoom met drie elektronen in de buitenste schil zoals Borium. Nu ontstaat er als het ware een gat in het rooster waar een elektron makkelijk in kan voegen. Dat elektron komt dan echter van een ander atoom dat dan weer een elektron tekort heeft. Zo verhuist het gat als het ware door het materiaal waardoor het ook geleidend wordt. Silicium met deze vervuiling noemt met P-Silicium.

    Wat gebeurt er als wee een plakje N-Silicium tegen een plakje P-Silicium aanplakken? Het N-Silicium bevat immers “vrije” elektronen en het P-Silicium “vrije” gaten?.  Hoewel beide materialen neutraal zijn trekken de gaten in het P-materiaal de elektronen aan van het N materiaal. De gaten in de contact laag worden opgevuld door de elektronen. Daardoor zijn er in de contact laag geen vrije gaten of elektronen. Dit geheel gevulde laagje sluit de doorgang voor de andere elektronen (of gaten) af. Het flinterdunne laagje (in de orde van een duizendste millimeter) wordt daarom de sper-laag genoemd.

    Als we nu elektronen in de N laag van de diode persen wordt de druk op de sperlaag groter. Op een gegeven moment is de druk (spanning) zo groot dat de elektronen over de sperlaag kunnen springen. Boven die spanning (0,7 Vol bij gewoon silicium) geleidt de diode vrijwel volledig. Bij een onbegrensde spanningsbron zal dat tot hele hoge stromen leiden waardoor de diode defect raakt. Een serieweerstand is dus noodzakelijk

    Als we elektronen in de P laag van de diode persen zullen deze de gaten van deze laag gaan vullen en wordt de sperlaag dus juist breder. (hetzelfde gebeurt aan de N kant waar we in feite de elektronen wegzuigen) Het gevolg is dat er helemaal geen stroom gaat lopen. ( in werkelijkheid loopt er vrijwel bij elke diode een heel kleine lekstroom). Let op dit gedrag is gebonden aan een maximum spanning. Bij overschrijding gaat de diode kapot.

    De Mosfet als schakelaar.

    Een Mosfet leent zich zeer goed als schakelaar voor flinke stromen en spanningen. Nu de prijzen van Mosfet’s zodanig zijn gedaald dat ze in de buurt komen van een transistor is de Mosfet de beste keuze wanneer je een DC schakelaar nodig hebt. Nog even op herhaling: de Mosfet heeft drie aansluitingen, Drain, Gate en Source. Er zijn uiteraard weer twee versies, N-kanaal en P-kanaal genoemd. Voor uitleg over de P versie hoef je simpelweg alleen maar alle waardes te spiegelen. De Mosfet kun je het beste beschouwen als een spanning gestuurde stroombron. Een technisch uitgebreide behandeling van de verschillende soorten fet's vind je hier.

    Voor dat je begint met de schakeling is het goed om eerst na te denken over hoeveel DC spanning en stroom er moeten worden geschakeld. Op basis van die gegevens kun je de juiste mosfet uitzoeken. De belangrijkste parameters vind je in de gegevensbladen van de fabrikant. Het gaat dan om de Drainstroon ID, de Gatespanning VGS , de maximale Drainspanning VDS(MAX) en het maximale vermogen dat de mosfet mag dissiperen. Een belangrijke parameter is de geleidingsweerstand bij volledige geleiding RDS(ON). Verder is de minimale gatespanning waarbij de mosfet begint te geleiden VGS(th) van belang. De Drain gedraagt zich min of meer als een stroombron die, vanaf een volt of twee drainspanning, een constante stroom levert waarvan de grootte afhangt van de gatespanning. De gate is volledig geïsoleerd van de rest van de Mosfet en er loopt dus geen gate stroom! Daardoor is een Mosfet heel makkelijk aan te sturen met een DC spanning. De Mosfet heeft echter een relatief groot oppervlak met een hele dunne scheidingslaag tussen de Gate en het substraat. Daardoor heeft de Mosfet een relatief grote ingangscapaciteit. Dat zorgt er voor dat er kortstondig wel stroom loopt naar de gate om deze op lading te brengen (zie condensator). Die korte piek kan zo heftig zijn dat het soms noodzakelijk is de stuurschakeling te beschermen door een serieweerstand in de gateleiding, hetgeen de schakelaar ietwat traag maakt. LET OP Omdat mosfet’s zich gedragen als een regelbare stroombron, wordt de hoogste stroom c.q. de laagste interne weerstand meestal pas bereikt bij een spanning die flink hoger is dan de VGS(th)

    Meestal zelfs een spanning die hoger is dan de 5V die een 5V microcontroller levert als logische 1. Je moet dus zorgvuldig de databladen doornemen om te zien of de mosfet voldoende stroom kan leveren bij logische spanning die je systeem levert. ( zie hier) Een alternatief is om een mosfet te kiezen die ontworpen is om samen te werken met 5V logica. Dat wordt een logische mosfet genoemd. In dat geval staat er in de gegevensbladen een doorgangsweerstand RDS(ON) bij 5Volt vermeld en een startspanning VGS(th) van 0,5 tot 1V

    Dat probleem wordt nog groter bij 3,3V logica, maar ook hier zijn gelukkig al oplossingen beschikbaar. De IRLZ44 en de Si4866DY werken bijvoorbeeld al goed bij de gatespanning van 3,3V en zijn daarom direct inzetbaar voor het schakelen van grote DC stromen in een 3,3V systeem. Heb je al een mosfet beschikbaar die niet voldoet aan deze “logische”eisen dan kun je zelf eenvoudig een hulpschakeling bouwen. Een uitgebreide beschouwing over dit onderwerp vind je hier.

    Voor de duidelijkheid de aansluitingen van de IRF7470PbF

    Als voorbeeld een schakelaar voor een 24V 200W verwarmingselement.

    Het verwarmingselement is een draadweerstand met een kleine inductiviteit. Daarom is er geen vrijloopdiode opgenomen. Omdat de weerstand van het verwarmingselement bij een koude start lager is moeten we rekening houden met minimaal 5 ampère startstroom. De gekozen Mosfet IRF7470PbF doet dit klusje op zijn sloffen: VDS(MAX) =40V, ID(MAX) =10 A, vermogen 2,5Watt bij kamertemperatuur, RDS(ON) = 13 mOhm (0,0013 ohm) en een VGS(th) van 2 Volt. Houd er rekening mee dat de laagste weerstand en de hoge stroom pas bereikt worden bij een hoge Gate-spanning, in dit geval 4,5 V. Als voorbeeld een schakelaar voor een 24V 200W verwarmingselement.

    Het verwarmingselement is een draadweerstand met een kleine inductiviteit. Daarom is er geen vrijloopdiode opgenomen. Omdat de weerstand bij een koude start lager is moeten we rekening houden met minimaal 5 ampère startstroom. De gekozen Mosfet IRF7470PbFdoet dit klusje op zijn sloffen, het maximum vermogen 2,5Watt bij kamertemperatuur wordt bij lange na niet gehaald. De Mosfet heeft een ingangscapaciteit van 5 nF. De 1K serieweerstand beschermt de sturing tegen hoge stroompieken. De 10k weerstand zorgt ervoor dat de stuurspanning zonder actieve sturing altijd aan de nul Volt ligt.

    De transistor als schakelaar.

    Als je, bijvoorbeeld met een Arduino, grotere stromen en/of spanningen wilt schakelen is de transistor een goede oplossing. De transistor is daarvoor één van de meest gebruikte toepassingen, goedkoop en eenvoudig toe te passen.

    Nog even op herhaling: de transistor heeft drie aansluitingen, Collector, basis en emitter.

    Er zijn twee uitvoeringen, een NPN en een PNP versie. Hier wordt de NPN versie besproken. Voor een uitleg over de PNP versie hoef je simpelweg alleen maar alle waardes te spiegelen.

    Voor dat je begint met de schakeling is het goed om eerst na te denken over hoeveel DC spanning en stroom er moeten worden geschakeld. Op basis van die gegevens kun je de juiste transistor uitzoeken. De belangrijkste parameters daarvoor vind je in de gegevensbladen van de fabrikant. Van de collectorstroom IC , de basisstroom IB en de spanning over de transistor VCE worden de maximum waardes en de normale “in bedrijf” waardes gegeven. Verder worden ook VBE max en het maximum vermogen IC*VCE opgegeven. Tenslotte is de stroomversterkingsfactor HFE (ß) een belangrijke waarde. Bij een NPN transistor wordt de Collector (via de last) aan de positieve spanning gelegd, terwijl de emitter aan de nul wordt gelegd. De collector moet altijd positiever zijn dan de emitter! In dat geval is de collector de basisstroom keer de stroomversterkingsfactor. In formulevorm: IC = HFE*IB = ß*IB. De basisstroom en de collectorstroom vormen samen de emitterstroom. Let op de HFE is per transistor van het zelfde type verschillend en bovendien afhankelijk van de collectorstroom de spanning over de emitter en de temperatuur. Voor de transistor als schakelaar maakt dat gelukkig niet heel veel uit, we kiezen de basisstroom altijd aan de ruime kant om snel en zeker schakelen te garanderen. Verder nog de volgende aanbevelingen. Leg de basis ook met een grotere weerstand aan aarde zodat de basis altijd is gedefinieerd. Bescherm de transistor tegen spikes door inductieve lasten (relais) met een vrijloopdiode. Dat geldt natuurlijk ook voor eventuele negatieve spanningspieken!

    Vezadiging

    Er gebeurt nog iets door de hoger ingestelde basisstroom. In principe verwacht je ook een grotere collectorstroom, maar een transistor kan niet werken als de collectorspanning niet groter is dan de emitterspanning. Door de grotere basisstroom zoekt de transistor nu zelf het punt op waarbij hij nog goed functioneert. Dat betekent dat er een spanning over de collector/emitter blijft staan van 0,5V of zelfs minder. De transistor is in verzadiging! En dat beperkt ook meteen de dissipatie van de transistor die nu met 0,5 x 0,033 = 0,0165 mW is, dus kleiner is dan 20mW, hetgeen ruim binnen de specificaties van de genoemde transistoren is.

    Als voorbeeld een schakelaar voor een 12V relais.

    Het relais in dit voorbeeld is de Panasonic DS1MNil12 met een spoelweerstand van 360 ohm en een stroom van 33,3 mA. Dit relais is zelfs in staat om 230VAC te schakelen, maar wel bij een kleine stroom. Bij 30VDC schakelt het relais 2 A.

    Alle genoemde transistoren kunnen ruim meer dan 33,3 mA voeren. De transistor wordt beveiligd tegen spanningspieken over de spoel door de diode D1.

     

     

    Nu even rekenen, de BS 546B heeft een HFE van 150, dus voor de 33 mA collectorstroom is een basisstroom van 33/150 = 0,22 mA nodig.

    Er vanuit gaande dat de stuurspanning op de ingang 5V is (Arduino) dan is de basisstroom (5-0,7)/2200=2mA. Een factor 10 te groot dus. De 0,2 mA stroom via de pull-down weerstand is daarbij verwaarloosbaar klein. Die factor 10 is in dit geval prima. Ten eerste omdat de HFE van de transistor veel kleiner wordt bij een klein spanningsverschil tussen collector en emitter. Verder kunnen zo ook componenten worden geschakeld die een hogere aanloopstroom nodig hebben.


    Wil je hogere spanningen en/of stromen schakelen dan loop je al snel tegen problemen op, zoals een hoge vereiste basisstroom en / of een hoge saturatiespanning dus een te groot vermogen. In dat geval is het handiger om te kiezen voor een mosfet. Daarom een voorbeeld van een mosfet schakelaar. Voorbeeld 2, een 48 VDC / 5 A motor geschakeld met de mosfet IRLZ44

    De IRLZ44 is een “logische mosfet”, dat wil zeggen dat hij goed kan schakelen op basis van de logische voltages 0 VDC en 5 VDC. En zelfs bij een 3,3 VDC systeem voldoet de mosfet nog prima. Met een interne weerstand van 0,05 ohm blijft het vermogen ook beperkt tot 250 mW bij 5 A. De 1K weerstand is bedoeld om de uitgang van de controller te beschermen tegen de laadpiek van de gate condensator van 3,3nF. R4 is een garantie dat de mosfet altijd uitschakelt als de controller niet actief is.

    Weerstand types

     Er zijn zo veel variaties in weerstanden dat het ondoenlijk is ze allemaal in detail te bespreken.

    Maar er zijn wel een aantal hoofdgroepen waarvan de algemene eigenschappen goed kunnen worden besproken. Deze indeling wordt gemaakt op basis van het weerstand biedende materiaal waarmee de weerstand is opgebouwd.

    Op die wijze kunnen we 4 groepen benoemen:

    1.  Koolstof

    2.  Metaaloxide film (cermet)

    3.  Draadgewonden

    4.  Halfgeleider materiaal

    Koolstof

    Bij deze goedkope en veel toegepaste techniek wordt geleidende koolstof vermengd met een niet geleidend keramisch poeder.

    De mengverhouding bepaalt de weerstand. De samenstelling wordt aan beide einden voorzien van een aansluitpin en voorzien van een isolerende (en soms brand remmende) lak met de weerstand aanduiding in cirkels op de behuizing.

     Vanwege de lage eigen inductie is de koolstofweerstand geschikt voor hoogfrequent toepassingen. Een nadeel van de koolstofweerstand is de hoge ruisbijdrage vooral bij hogere temperaturen. Het vermogen bereik loopt van enkele milliwatts tot 5 watt. Hoe groter het vermogen hoe groter de afmetingen van de weerstand uiteraard. Het maken van weerstanden met waarden van hoge precisie is met deze techniek lastiger. Daarom hebben kool weerstanden over het algemeen een hoge tolerantie.

    Film weerstand

    Bij een filmweerstand wordt een laag weerstand materiaal opgedampt op een keramische drager. De eigenschappen van de film weerstand worden mede bepaald door het toegepaste materiaal. Gebruikt worden o.a. pure metalen zoals nikkel, oxides zoals tin-oxide en koolstof.

    De waarde wordt mede bepaald door de dikte van de opgedampte laag. Door later met een laser een spiraal in de opgedampte laag te snijden kunnen weerstanden van hele hoge precisie worden gemaakt met een tolerantie van 0,001%. Het nadeel van de methode is dat hierdoor de eigen inductie van de weerstand toeneemt.

    Metaalfilm weerstanden hebben een hogere temperatuur stabiliteit en een veel lagere ruisfactor dan de koolstofweerstanden. Ze zijn echter minder goed in het verwerken van piekstromen.

    Cermet weerstanden

    Een nog lagere ruisfactor hebben de dikke filmweerstanden. Bij deze weerstanden bestaat de laag opgedampt materiaal uit een mengsel van keramisch materiaal en een metaal.


    Film weerstanden hebben een beperkt vermogen bereik van enkele milliwatts tot ongeveer ½ watt.

    Draadgewonden weerstanden

    Een draadgewonden weerstand wordt gemaakt door een draad van weerstand materiaal om een keramische drager te wikkelen. De draad bestaat uit een legering met een gedefinieerde eigen weerstand. Op deze manier zijn weerstanden te maken van hele kleine waarden tot enkele honderden kilo ohms. Draadweerstanden zijn goed bestand tegen hoge piekstromen en kunnen goed worden gekoeld waardoor ze geschikt zijn voor grote vermogens tot honderden watts. Omdat ze worden gewikkeld hebben ze helaas inductieve eigenschappen die ze ongeschikt maakt voor hogere frequenties.

    De weerstanden voor grotere vermogens worden in een behuizing geplaatst die de warmte goed kan afvoeren. Vaak kan die weer gemonteerd worden op een groter warmte afvoerend oppervlak.

    Bij de toepassing van draadgewonden weerstanden in wisselstroom schakelingen moet rekening worden gehouden met de inductieve reactantie van de weerstand.

    Deze inductieve reactantie moet, als het ware, worden opgeteld bij de gelijkstroomweerstand die op de weerstand staat aangegeven. De juiste formule voor het berekenen van de impedantie of wisselstroomweerstand van de draadgewonden weerstand is iets ingewikkelder:

    Hierin is Z de totale impedantie, R de gelijkstroomweerstand en X de inductieve reactantie.

    Omdat de inductieve reactantie afhankelijk is van de frequentie van het signaal (XL =2πfL), verandert de weerstand dus afhankelijk van de frequentie. Dat maakt draadgewonden weerstanden ongeschikt voor wisselstroomtoepassingen met veranderlijke frequentie.

    Overigens zijn er speciale wikkeltechnieken ontwikkeld waarmee ook inductiearme draadweerstanden kunnen worden gemaakt (bifilair wikkelen).

    Ruis

    In een weerstand zitten relatief veel vrije elektronen. De beweging van die elektronen openbaart zich in ruis, de Johnson of thermische ruis genoemd. Hoe hoger de temperatuur hoe groter de beweeglijkheid van de elektronen en hoe meer ruis een weerstand produceert.

    De geproduceerde ruis is gelijk verdeeld over het gehele spectrum en wordt witte ruis genoemd. Het Thevenin model van een weerstand met ruis bestaat uit een schone weerstand in serie met een ruisgenerator.

    Hierbij is de ruis evenredig aan de wortel uit het product van de bandbreedte B in Hz, de temperatuur T in kelvin en de weerstand R in ohm:

    K staat voor de constante van Boltzman (1.38.e-23).

    Halfgeleider “weerstanden”

    Halfgeleiders zoals transistors zijn goed in te zetten als weerstand. Vermogenstransistors hebben meestal een koellichaam dat is te monteren op een groter koelend oppervlak waardoor ze hele grote vermogens kunnen verwerken. Met behulp van enkele toegevoegde componenten kunnen spanningsregelaars en stroombronnen worden gemaakt met uitstekende eigenschappen. Spanningsregelaars (lineair) zijn helemaal geïntegreerd verkrijgbaar voor een groot bereik aan uitgangsspanningen. De uitgangsspanning is hierbij niet meer afhankelijk van de belasting (binnen de grenzen van de specificaties uiteraard).

    Het voorbeeld hiernaast is een L7812CV van ST.
    Het IC levert een uitgangsspanning van 12 volt bij een maximale stroom van 1,5 ampère en een maximale ingangsspanning van 35V. Het handige van dit soort IC’s is dat ze (meestal) ook stroom en temperatuur begrensd zijn zodat ze niet kapot gaan bij kortsluiting. Een nadeel is dat deze schakelingen alleen met gelijkspanning werken.

    Maximum power point

    Bij zonnepanelen, windmolens en watermolens wordt voor gesproken over MPPT.

    MPPT staat voor maximum power point tracking waarmee wordt bedoeld dat je zorgt dat de generator steeds zo staat afgeregeld dat hij maximaal vermogen levert.

    Heel vanzelfsprekend is dat namelijk niet.

    Kijk eens naar onderstaand grafiekje voor een enkelvoudige cel van een zonnepaneel.

    We gaan er even vanuit dat deze cel optimaal wordt verlicht door de zon.

    De cel levert dan een stroom van ca 3 Ampère. Gaan we de cel zwaar belasten, bijvoorbeeld met een weerstand van 0,06 Ohm, dan kan de cel maar 0,18 Volt leveren en dus een vermogen van slechts 0,4 Watt. Bij 0,1 Ohm is de opbrengst al beter met bijna 1 Watt.

    Bij 0,28 Ohm is de opbrengst maximaal namelijk 1,3 Watt bij 0,48V en 2,7 Ampère.

    Bij een hogere weerstand neemt de stroom zodanig af dat het geleverde vermogen snel onderuit gaat. Er is dus precies één belasting die het beste resultaat geeft m.b.t. het geleverde vermogen. En die belasting is niet alleen verschillend per cel, maar ook met de hoeveelheid licht die op de cel valt. En dat zelfde geldt voor een door wind of water turbine aangedreven generator. Daarom wordt het maximum power point steeds bewaakt en wordt de belasting daaraan voortdurend aangepast. Dat heet maximum power point tracking.

    In goed Nederlands, voortdurende optimalisering van de belasting.

    Share by: